Lichamelijke verschijnselen
Enigszins schematiserend worden drie vormen van de ziekte onderscheiden (Gieselmann & Krãgeloh-Mann, 2010; Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008).
Laat infantiele vorm
Bijna de helft van alle gevallen van MLD behoort tot deze vorm. De eerste verschijnselen treden meestal op in de loop van het tweede levensjaar, in ieder geval voor de leeftijd van 3 jaar (vanaf negende tot 27ste maand bij 21 kinderen; Kehrer et al., 2011). Het beeld begint met symptomen die passen bij een aandoening van het perifere zenuwstelsel: de kinderen leren wel lopen maar de spieren worden slap en verzwakken, het lopen gaat snel achteruit en de peesreflexen verdwijnen. Later worden de spieren stijf en atrofisch, er ontstaan pathologische reflexen, het kind kan niet meer zitten, de spraak wordt dysartrisch, het contact vermindert. Blindheid, aanvallen van epilepsie en strekkrampen (verschijnselen van motorische ontremming) komen voor. De kinderen overlijden vaak omstreeks het 6de levensjaar, maar het beloop kan ook korter of veel langer zijn.
Juveniele vorm
In 30-40% van de ziektegevallen past het beloop bij de juveniele vorm. De eerste verschijnselen ontstaan tussen het tweede tot derde en 16de jaar (bij 38 kinderen tussen 3 en 14 jaar; Kehrer et al., 2011). Symptomen van het perifere zenuwstelsel ontbreken of staan op de achtergrond. Leer- en gedragsstoornissen kunnen de beginverschijnselen zijn. Het ziektebeloop is langzamer dan bij de laat infantiele vorm; de ziekteduur kan wel twintig jaar bedragen.
Adulte vorm
De ziekte presenteert zich in het algemeen met gedragsveranderingen, cognitieve stoornissen, psychose of epilepsie. In de loop van tientallen van jaren verergert het beeld zeer geleidelijk.