Epidemiologie
In Nederland zijn wel cijfers over het jaarlijks aantal kinderen dat slachtoffer is van mishandeling (zie de paragraaf Andere teksten op internet) maar niet van toegebracht hersenletsel. In Schotland en in North Carolina (Verenigde Staten van Amerika) verzamelde, betrouwbare gegevens wijzen op ongeveer 30 per 100.000 kinderen jonger dan 1 jaar aan wie jaarlijks ernstig en matig ernstig hersenletsel wordt toegebracht. Het betreft iets vaker jongens dan meisjes. De meeste kinderen zijn tussen twee en zes maanden oud (Keenan et al., 2003; Barlow et al., 2000). Bij kinderen jonger dan twee jaar bleek in North Carolina matig ernstig/ernstig hersenletsel in ongeveer de helft van alle gevallen te zijn toegebracht. In dat land zijn de slachtoffers meestal afkomstig uit gezinnen die in armoedige omstandigheden leven, en uit eenoudergezinnen.
Bij kinderen van zes maanden of jonger met botbreuken ten gevolge van mishandeling levert lichamelijk onderzoek soms geen tekenen van hersenletsel op, terwijl MRI of CT-scan toch hersenletsel, al of niet van eerdere mishandeling, aan het licht brengt (Rubin et al., 2003). Ook bij peuters en kleuters kunnen brandwonden, botbreuken, blauwe plekken of andere verschijnselen wijzen op lichamelijke mishandeling; toegebracht hersenletsel kan dan over het hoofd worden gezien wanneer beeldvorming van de hersenen achterwege blijft (Prasad et al., 2005).
De ideale manier om cijfers te verzamelen over de incidentie van toegebracht traumatisch hersenletsel bestaat nog niet. Gegevens van geneeskundige, gerechtelijke en sociale diensten moeten langdurig op elkaar worden afgesteld en bijgehouden op een voor ouders, verzorgers en kinderen zelf ethisch aanvaardbare manier (Runyan et al., 2008).