Inleiding

Foetale alcoholsyndromen zijn het gevolg van de schade die alcohol toebrengt aan de ongeboren vrucht in embryonaal en/of foetaal stadium. Via de bloedbaan verspreidt de door een zwangere vrouw gedronken alcohol zich in haar eigen weefsels en in die van de foetus. Alcohol is voor de foetus schadelijk. De beschadigingen verschillen in aard en ernst (American Academy of Pediatrics, 2001). Men spreekt daarom van een “spectrum van door alcohol in de foetus veroorzaakte syndromen”, “Foetal Alcohol Spectrum Disorders” (FASD). FASD is een paraplubegrip, alle door alcohol in de foetus veroorzaakte syndromen vallen eronder (zie “Het FASD spectrum”).
Elk van deze syndromen impliceert dat een moeder haar kind ten tijde van de zwangerschap heeft tekort gedaan; de diagnoses zijn alleen gerechtvaardigd als er zekerheid over bestaat. Maar zekerheid is niet eenvoudig te verkrijgen. Dit komt onder andere door de volgende omstandigheden:

  1. Informatie over alcoholgebruik is onbetrouwbaar, men is geneigd de genuttigde hoeveelheden te onderschatten.
  2. De FASD diagnoses kunnen niet door laboratoriumonderzoek worden bevestigd.
  3. Alcohol wordt onder invloed van genetische factoren bij verschillende personen verschillend snel in de lever afgebroken. Als gevolg daarvan verschilt de schadelijkheid van de afbraakproducten voor de foetus.
  4. Vrouwen die alcohol gebruiken tijdens de zwangerschap roken vaak ook. Sommigen gebruiken "drugs" en leven onder ongunstige sociale omstandigheden. De gevolgen van de alcohol en van de andere risicofactoren kunnen bij het kind vaak niet ondubbelzinnig vastgesteld worden. Dit werd voor roken aangetoond door Lanting et al. (20o9).