Ziekteverschijnselen

Verschijnselen
1. Ouders merken dat hun overigens gezonde kind geleidelijk steeds minder op spreken reageert: het lijkt doof te worden. Het verschijnsel kan ook abrupt ontstaan (Duran et al., 2009). Bij onderzoek blijkt het gehoor intact; het kind begrijpt gesproken taal niet meer (verbale agnosie). Soms worden ook andere geluiden niet meer begrepen (auditieve agnosie). Gelijktijdig of na enige tijd is het kind niet meer in staat woorden of in ernstige gevallen zelfs geluiden te uiten: het kind is mutistisch geworden. Men veronderstelt dat het mutisme secundair is aan het verlies van begrip voor gesproken woorden.
2. Zeventig tot tachtig procent van de kinderen heeft één of meer epileptische aanvallen. Deze kunnen zich eerder, voor, of ook na ontstaan van de taalstoornis voordoen. De aanvallen kunnen partieel (trekkingen in een deel van het lichaam) zijn en alleen ’s nachts voorkomen, of ze zijn gegeneraliseerd: trekkingen in het gehele lichaam, of absences.
3. Onderzoek van de elektrische potentiaalveranderingen aan het oppervlak van de hersenen (het eeg) toont bij het slapende kind ontladingen met pieken en langzame golven boven de temporale kwabben; de ontladingen hebben hun origine eenzijdig in het bovenste deel van de temporale schors, in het gebied dat betrokken is bij de integratie van gehoors- en andere zintuiglijke informatie (Metz-Lutz, 2009; Castillo et al., 2008).
4. Het gedrag van het kind verandert. Hyperactiviteit, verlies van initiatief, agressiviteit, woedeaanvallen, slaapstoornissen en zelfs psychotische episoden kunnen zich voordoen. Ten dele is het veranderde gedrag reactief, een reactie op de ellende die het doormaakt; een relatie met eeg-afwijkingen in het voorste, frontale hersengebied is ook gesuggereerd (Robinson et al., 2001).

Beloop
Op de leeftijd van drie jaar zijn de meeste normaal ontwikkelende kinderen vertrouwd met de karakteristieke klanken van de taal die in hun omgeving wordt gesproken. De ontwikkeling van taal en spraak is bij sommige kinderen voorafgaande aan duidelijke verschijnselen van LKS traag verlopen (zie bijvoorbeeld Sinclair en Snyder, 2005). Ergens tussen het derde en zevende jaar worden meestal de eerste verschijnselen opgemerkt. Daarna wisselen perioden van verbetering en verergering elkaar af (Nieuwenhuis en Nicolai, 2006). Gemiddeld duurt het ongeveer vier jaren voordat enig blijvend herstel intreedt, veelal na het tiende jaar. De eeg-afwijkingen verminderen of verdwijnen, de communicatie verbetert, de kinderen gaan meer geluiden begrijpen, het gedrag verbetert. Adolescenten en jongvolwassenen die alleen behandeld zijn met anti-epileptica zijn niet altijd vrij van epileptische aanvallen en houden vaak ernstige taalstoornissen (Duran et al., 2009; Robinson et al., 2001).