Rond de geboorte
Rond de geboorte fajenn 10 mei, 2010 - 11:29Inleiding
InleidingHet woord "beroerte" wordt gebruikt voor ziekteverschijnselen die ontstaan door infarcering of bloeding in de hersenen. Een perinatale beroerte kan ontstaan door:
- trombose van een cerebrale arterie (ENCYCL-Anatomie van de hersenen) met als gevolg vaatafsluiting en infarct
- soms trombose van een cerebrale sinus
- ook wel eens bloeding in het hersenweefsel
Bij de meeste kinderen treft een beroerte één van de cerebrale hemisferen, niet allebei.
Deze tekst gaat vooral over de gevolgen van perinatale unilaterale arteriële infarcten (PAI) voor cognitie en gedrag. Over de gevolgen van andere beroertes voor cognitie en gedrag is nog te weinig kennis om hier vermeld te worden.
Andere teksten op het internet
Andere teksten op het internethttp://www.ncbi.nlm.nih.gov/ Zoek via Pubmed naar Roach ES 2008. Onder auspiciēn van de American Heart Association is een op bewijskracht steunende publicatie verschenen op het internet en in het tijdschrift "Stroke" over "Management of stroke in infants and children". Beroerte rond de geboorte (perinatale stroke) komt afzonderlijk aan de orde.
www.kinderneurologie.eu biedt uitvoerige informatie over beroerten bij kinderen, daarbij inbegrepen beroerten rond de geboorte. De website richt zich tot hulpverleners, ouders en familieleden.
Epidemiologie
EpidemiologieDe diagnose “perinatale beroerte” kan niet altijd gemakkelijk gesteld worden. Voor zover nu bekend komt PAI voor bij ongeveer 43 per 100.000 kinderen (Schulzke et al., 2005). Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 185.000 kinderen geboren (www.cbs.nl). PAI ontstaan door onbekende oorzaken meer bij jongens dan bij meisjes. Ze ontstaan door eveneens onbekende oorzaak meer in de linker- dan in de rechterhemisfeer. Ze treffen veelal de grootste van de drie arteriën die de cerebrale hemisferen van bloed voorzien, de arteria cerebri media.(Zie ENCYCL-Anatomie van de hersenen).Vorzover gegevens beschikbaar zijn over perinatale afsluitingen van cerebrale sinus wijzen deze op aanmerkelijk minder voorkomen dan arteriële afsluitingen. Hersenbloedingen komen bij ± 6 per 100.000 levend geborenen voor (Armstrong-Wells et al., 2009).
Oorzaken
OorzakenVeel factoren kunnen in de perinatale periode alleen of in combinatie leiden tot een PAI (Benders et al., 2007; Nelson, 2007). Voorbeelden zijn een erfelijke afwijking in het stollingsproces, tweelingzwangerschap waarbij één foetus te weinig bloed ontvangt uit de placenta en een te laag bloedsuikergehalte van de pasgeborene bij een moeder met diabetes mellitus.
Lichamelijke verschijnselen
Lichamelijke verschijnselenBij ontdekking van de aandoening neonataal
Epilepsie, slapte, onregelmatige ademhaling, prikkelbaarheid en slecht drinken kunnen symptomen zijn van PAI. De hersenbeschadiging wordt aangetoond door middel van beeldvorming. Lang niet altijd zijn er symptomen in de neonatale periode.
Ontdekking later
Bij ongeveer 40% van de kinderen ontstaat pas na één of meer maanden epilepsie of valt op dat het kindje één handje niet gebruikt, waarna onderzoek een hemiparese aantoont.
Soms wordt de hersenaandoening bij toeval ontdekt (Lee et al., 2005).
Op lange termijn
Ongeveer 60% van de kinderen met een unilaterale PAI heeft een hemiparese en bijna veertig procent heeft epilepsie. Hemiparese resteert vooral na laat ontdekt PAI. Kinderen met een infarct maar zonder hemiparese kunnen lichte motorische afwijkingen hebben of geheel vrij zijn van motorische afwijkingen (Golomb et al., 2008; Kirton et al., 2008; Lee et al., 2005).
Cognitief functioneren
Cognitief functionerenMentale ontwikkeling en intelligentie bij unilaterale PAI>
Belangrijke feiten zijn:
- Een PAI in één hemisfeer is niet noodzakelijk een belemmering voor normale mentale ontwikkeling en normale intelligentie. Het gemiddelde totale intelligentiequotiënt (TIQ) van groepen kinderen met PAI wijkt niet af van het bevolkingsgemiddelde. Maar het gemiddelde TIQ is wel duidelijk lager wanneer epilepsie een restverschijnsel van unilateraal PAI is (Westmacott et al., 2009; Ballantyne et al., 2008; Ricci et al., 2008).
- In de schoolleeftijd is een lichte daling van het IQ niet uitgesloten (Westmacott et al., 2009; Ballantyne et al., 2008).
- De verwachting dat het verbale IQ lager is bij schade in de linkerhemisfeer en het performale IQ lager is bij rechtszijdige schade komt niet uit voor kinderen met PAI (Westmacott et al., 2009; Ballantyne et al., 2008) (ENCYCL-Intelligentiestoornissen).
- Een duidelijk effect van de omvang van de schade is niet aangetoond. (Ballantyne et al., 2008).
Andere cognitieve functies bij unilateraal PAI
Schoolkinderen met een unilateraal PAI functioneren als groep op een duidelijk lager taalniveau dan controlekinderen. Dit geldt zowel voor taalreceptie als voor taalproductie. Evenmin als in de intelligentie bestaan duidelijke verschillen in taalfunctie tussen kinderen met letsel in de linker- of rechterhersenhelft. Kinderen zonder epilepsie functioneren ook talig wel beter dan kinderen met epilepsie als restverschijnsel van PAI, maar ze hebben als groep toch een minder goede taalontwikkeling dan controlekinderen (Ballantyne et al., 2008) (ENCYCL-Taalverwerving.
Terwijl controlekinderen bij herhaling van het taalonderzoek na één of twee jaren ongeveer op hetzelfde niveau functioneren als tevoren, lijkt de taalproductie van kinderen met een PAI vooruitgegaan. Voor taalreceptie doet zich dat “inhalen” niet duidelijk voor.
Een relatie van omvang van de schade en effect is niet aangetoond.
Schoolvaardigheden bij unilateraal PAI
Kinderen met PAI lezen, spellen en rekenen minder goed dan controles, dat wil zeggen op laag normaal tot normaal niveau. De rol van epilepsie is door gebrek aan onderzoekgegevens nog onduidelijk. Ook in deze functies is er geen verschil tussen links- en rechtszijdig letsel. Het leesniveau lijkt in de loop van de basisschooljaren meer vooruit te gaan dan bij controlekinderen; voor rekenen en spellen is inhalen niet evident (Ballantyne et al., 2008).
Perinatale arteriële infarcten met bilaterale hersenafwijkingen
Hierover zijn te weinig gegevens beschikbaar om algemene uitspraken mogelijk te maken.
Psychosociaal functioneren
Psychosociaal functionerenNiet alle kinderen kunnen het gewone basisonderwijs volgen (Ballantyne et al., 2008) en kinderen met een hemiparese zijn beperkt in – op de kinderleeftijd belangrijke - motorische activiteiten. Om psychosociale redenen kunnen ouders besluiten een kind met een hemiparese, ook als het een normale intelligentie heeft, speciaal onderwijs te laten volgen. Onderwijscluster 3 (scholen voor kinderen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen en langdurig zieken) kan fysio- en andere therapie integreren in het schoolrooster van het kind. Ook voor succeservaringen in sport en spel moet men dikwijls een geëigende omgeving zoeken. Zie ook de beschrijving van een kind in de Ziektebeschrijving Cerebrale parese.
Begeleiding
Begeleiding- Taalzwakke schoolkinderen met een unilateraal PAI zouden baat kunnen hebben bij een taalverrijkingprogramma; gegevens over de effectiviteit van logopedie of andere taalprogramma’s voor kinderen met PAI ontbreken echter.
- Kinderen met PAI en epilepsie als restverschijnsel zullen meer onderwijskundige ondersteuning nodig hebben en, in geval van zwakke intelligentie, speciaal onderwijs behoeven.
- Kinderen met een hemiparese kunnen via fysiotherapie en ergotherapie leren omgaan met hun motorische stoornis en beperking in activiteiten (Ballantyne et al., 2008).
- Kinderen met epilepsie hebben medische controle nodig.
Een kind met PAI
Een kind met PAI fajenn 10 mei, 2010 - 13:03Literatuur
LiteratuurArmstrong-Wells J, Johnston C, Wu YW, Sidney S, Fullerton HJ (2009) Prevalence and predictors of perinatal hemorrhagic stroke: results from the Kaiser Pediatric Stroke Study. Pediatrics 123: 823- 828
Ballantyne AO, Spilkin AM, Hesselink J, Trauner DA (2008) Plasicity in the developing brain: intellectual, language and academic functions in children with ischaemic perinatal stroke. Brain 131: 2975-2985
Benders MJNL, Groenendaal F, Uiterwaal CSPM, Nikkels PGJ, Bruinse HW, Nievelstein RAJ, de Vries LS (2007) Maternal and infant characteristics associated with perinatal arterial stroke in the preterm infant. Stroke 38: 1759-1765
Golomb MR, Garg BP, Saha C, Azzouz F, Williams LS (2008) Cerebral palsy after perinatal arterial ischemic stroke. Journal of Child Neurology 23: 279-286
Kirton A, deVeber G, Pontigon A-M, Macgregor D, Shroff M (2008) Presumed perinatal ischemic stroke: vascular classification predicts outcomes. Annals of Neurology 63: 436-443
Lee J, Croen LA, Lindan C, Nash KB, Yoshida CK, Ferriero DM, Barkovich AJ, Wu YW (2005) Predictors of outcome in perinatal arterial stroke: a population-based study. Annals of Neurology 58: 303-308
Nelson KB (2007) Perinatal ischemic stroke. Stroke 38: 742-745
Ricci D, Mercuri E, Barnett A, Rathbone R, Cota F, Haataja L, Rutherford M, Dubowitz L, Cowan F (2008) Cognitive outcome at early schoolage in term-borne children with perinatally acquired middle cerebral artery territory infarction. Stroke 39: 403-410
Roach ES, Golomb MR, Adams R, Biller J, Daniels S, de Veber G, Ferriero D, Jones BV, Kirkham FJ, Scott RM, Smith ER (2008) Management of stroke in infants and children. A scientific statement from a special writing group of the American Heart Association Stroke Council and the Council on Cardiovascular Diseases in the Young. Stroke 39:2644-2691
Schulzke S, Weber P, Luetschg J, Fahnenstich H (2007) Incidence and diagnosis of unilateral arterial cerebral infarction in newborn infants. Journal of Perinatal Medicine 33: 170-175
Westmacott R, MacGregor D, Askalan R, deVeber G (2009) Late emergence of cognitive deficits after unilateral neonatal stroke. Stroke 40: 2012-2019