Cognitief functioneren en gedrag

Cognitie

  1. intelligentie is binnen de grenzen van het normale met dien verstande dat het intelligentiequotiënt (IQ) gemiddeld over groepen kinderen met frontale epilepsie licht verschoven is naar lagere waarden en dat het performale IQ veelal enkele punten lager is dan het verbale IQ. De intelligentie is – gemiddeld over groepen kinderen - niet zwakker dan bij andere focale vormen van epilepsie. Soms echter kan een kind dat ogenschijnlijk alert is zo oppervlakkig ingaan op de vragen en taken dat een forse verlaagd IQ wordt vastgesteld. Dit moet een signaal voor nadere epilepsiediagnostiek zijn.
  2. Leren van bijvoorbeeld lijsten woorden levert voor ongeveer de helft van de kinderen met frontale epilepsie onvoldoende resultaat op.
  3. De kinderen gaan in leer- en andere taken impulsief, onvoldoende georganiseerd en/of oppervlakkig te werk. Genoemde eigenschappen komen ook wel bij kinderen met andere vormen van focale epilepsie in wat verhoogde mate voor en zijn ook bij kinderen met frontale epilepsie niet per se blijvende kenmerken (Oostrom et al., 2005)
  4. Voor schrijven en tekenen is van belang dat bewegingen met twee handen of samengestelde eenhandige bewegingen star, onvoldoende behendig en traag kunnen zijn (zie voor samenvattingen van de literatuur: Patrikelis et al., 2009, Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008).
  5. Leren van schoolvaardigheden kan nadelig worden beïnvloed door veelvuldige onderbreking (hoe kort ook) van de aandacht door aanvallen.

Gedrag
Abnormaal gedrag bij zwakzinnige autistische(ENCYCL-Autisme) kinderen kan ten onrechte gedragsmatig in plaats van als symptoom van epilepsie worden begrepen.
Kinderen die regelmatig aanvallen hebben, kunnen bij uitzondering psychotisch worden waarbij ze hallucinaties hebben in de zin van het horen van stemmen of het zien van beelden die er niet zijn, ze kunnen waandenken ontwikkelen, depressief worden en bizar gedrag ontwikkelen (Sinclair & Snyder, 2008) .

Autosomaal dominante nachtelijke epilepsie uitgaande van frontale gebieden (Autosomal Dominant Nocturnal Frontal Lobe Epilepsy, ADNFLE)
Bij kinderen met ADNFLE zijn verschillende genmutaties ontdekt. Structuurafwijkingen van het hersenweefsel zijn niet aangetoond. De aanvallen ontstaan in het tweede of eerste decennium. De verschijnselen zijn zoals beschreven bij andere vormen van frontale epilepsie. Ze reageren doorgaans goed op behandeling met carbamazepine
Familiegewijze kunnen variaties in de verschijnselen voorkomen. Meestal zijn de verschijnselen vrij goedaardig, bij enkele families zijn ze ernstig. De ernst komt tot uitdrukking in het aantal nachtelijke aanvallen, het voorkomen van aanvallen overdag, de bedreigde cognitieve ontwikkeling, gedragstoornissen en onvoldoende reactie op anti-epileptica (Wood et al., 2010; Derry et al., 2008) .