Frontale epilepsiechirurgie

Operatie en kans op aanvalsvrijheid
Kinderen die goed medicamenteus zijn behandeld en toch aanvallen houden, en kinderen die veel nevenverschijnselen van de anti-epileptica ervaren, worden medicamenteus “onbehandelbaar” genoemd. Zij kunnen in aanmerking komen voor operatieve verwijdering van het epileptogene gebied, dat wil zeggen van het schorsgebied dat wezenlijk is voor het veroorzaken van de aanvallen. De beoordeling van de kans op goed resultaat van de ingreep is vaak moeilijk, bijvoorbeeld in het geval van dysplasie; MRI maakt deze niet altijd zichtbaar. Pas onder de microscoop kan de afwijking worden ontdekt in het uitgenomen hersenweefsel. Bovendien worden gebieden die echt nodig zijn voor het dagelijkse functioneren, zoals voor het bewegen, de taal en het geheugen, zoveel mogelijk gespaard, omdat men geen verlamming en geen afasie wil veroorzaken. Van de operaties vanwege epilepsie maken de frontale resecties een kleine minderheid uit ( 6-30%; Jeha et al., 2007). In een centrum met veel ervaring en deskundigheid op het gebied van epilepsiechirurgie constateerde men dat het percentage geopereerden dat aanvalsvrij blijft met de jaren steeds kleiner (na vijf jaar 30%, volwassenen inbegrepen) is. Maar voor de meerderheid betekent de operatie toch een aanzienlijke verbetering (Jeha et al., 2007). De kans op succes is het grootst wanneer het epileptogene gebied volledig kan worden weggenomen.

Gevolgen voor cognitie en gedrag
In het algemeen schaadt epilepsiechirurgie de cognitieve ontwikkeling van het kind niet, dat geldt ook voor frontale resecties. Operaties waarbij het centrum van Broca betrokken is zijn bij kinderen minder nadelig voor de taalfunctie dan bij volwassenen. Kennelijk kan de taalfunctie bij kinderen ook door andere gebieden in dezelfde of in de rechterhersenhelft worden ondersteund (Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008).