Aanvallen

Kenmerken van epileptische aanvallen

  • Epileptische krampaanvallen of trekkingen kunnen tonisch zijn of klonisch. Een tonische aanval bestaat uit tenminste 3 seconden aanhoudende contractie(s) van spieren; klonische aanvallen verlopen ritmisch en volgen vaak op de tonische (dan spreekt men van tonisch-klonische aanval). De trekkingen kunnen zich gegeneraliseerd maar ook partieel voordoen. Myoklonieën - spiertrekkingen, soms verspreid voorkomend - zijn niet altijd epileptisch.
  • Absences zijn kortdurende bewustzijnsdalingen die met minimale motorische verschijnselen gepaard gaan en die kenmerkende afwijkingen op het eeg tonen.
  • Aura’s zijn het allereerste of enige verschijnsel van een aanval, alleen het kind zelf, niet de omgeving) neemt het waar.
  • Wanneer de aanvallen snel achtereen terugkeren zonder duidelijke tekenen van beëindiging tussen de aanvallen, dan spreekt men van een status epilepticus.
  • Het aanhoudend terugkeren van trekkingen in een deel van het lichaam, bijvoorbeeld in een arm, wordt epilepsia partialis continua genoemd.
  • Epileptische spasmen zijn plotselinge houdingsveranderingen van de romp - buigen of strekken - meestal met buiging van het hoofd en strekken van de ledematen. Spasmen komen vooral voor in de eerste levensjaren.

Aanvallen van pasgeborenen: neonatale convulsies Verschillende soorten trekkingen kunnen zich bij pasgeborenen voordoen. Ze zijn niet allemaal epileptisch. Neonatale convulsies kunnen de aanwezigheid signaleren van hersenafwijkingen, zie Ziektebeschrijving Zuurstoftekort rond de geboorte, Ziektebeschrijving Beroerte rond de geboorte, en Ziektebeschrijving Bacteriële meningitis. Er is ook een autosomaal dominant overervende vorm van neonatale epilepsie. Men neemt doorgaans aan dat de aanvallen een ongunstig effect hebben op het ontwikkelende hersenweefsel. De beste behandeling staat nog niet vast (Glass et al., 2009). De gevolgen voor cognitie en gedrag hangen overwegend af van de aandoening die aan de aanvallen ten grondslag liggen. Focale aanvallen De aanvallen verschillen afhankelijk van de leeftijd van het kind en de plaats van het focus.

  • Karakteristieken. Naar schatting is bijna de helft van alle epileptische aanvallen in de kindertijd focaal. De aanvalsverschijnselen verschillen naar gelang de groep van zenuwcellen die gelijktijdig ontlaadt. De verschijnselen hangen mede af van de leeftijd van het kind. Bij kinderen vanaf ongeveer 6 jaar zijn de aanvallen zoals bij volwassenen. Bij jongere kinderen (< 6 jaar) gaan focale aanvallen vaker dan bij oudere kinderen gepaard met motorische verschijnselen. De aanvallen beginnen vaak met een aura. Frontale aanvallen gaan vaak gepaard met bewegingen, temporale aanvallen met gedragsonderbreking en occipitale aanvallen met al of niet gekleurde lichtflitsen en andere abnormale visuele waarnemingen. Het overmatig ontladen kan zich verbreiden naar nabijgelegen zenuwcellen: de partiële aanval komt dan, secundair, tot generalisatie. Van de vele verschillende oorzaken voor focale aanvallen komen tumoren en aangeboren misvormingen het meest voor (Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008).
  • Cognitie en gedrag bij focale aanvallen. Het intelligentiequotiënt (IQ) is bij kinderen met frontale aanvallen doorgaans licht verlaagd. In groepen kinderen met goed behandelbare temporale aanvallen is het IQ ook licht verlaagd. Bij temporale epilepsie kunnen selectieve stoornissen in enkele cognitieve functies voorkomen: bijvoorbeeld bemoeilijkt herkennen van gezichten bij temporale laesies in de rechterhemisfeer. Kinderen met moeilijk behandelbare, in het eerste levensjaar begonnen temporale epilepsie zijn vaak zwakzinnig (ENCYCL-Zwakzinnigheid) (Zie Ziektebeschrijving Temporale epilepsie).

Figuur 1a Hersenoppervlak, linkerzijde
Figuur 1a Hersenoppervlak, linkerzijde:
Figuur overgenomen via Google afbeeldingen van www.nl.wikipedia.org/
Figuur 1b Hersenoppervlak, rechterzijde
Figuur 1b Hersenoppervlak, rechterzijde:
Figuur overgenomen via Google afbeeldingen van www.evodisku.multiply.com

Aanvallen tijdens koorts

Koortsstuipen zijn trekkingen in armen en benen die (1) ten hoogste 15 minuten aanhouden, (2) optreden bij koorts (> 38 graden) (3) bij een kind in de leeftijd tussen 3 maanden en 6 jaar dat (4) geen neurologische aandoening heeft. Er is verband tussen de ontwikkelingsgraad van de hersenen en het verschijnsel koortsstuipen. Koortsstuipen worden niet als epileptische aanvallen beschouwd. Wel is de kans op epilepsie later in het leven bij deze kinderen iets verhoogd. Behandeling van koortsstuipen heeft meer nadelen dan voordelen (Steering Committee, 2008).

Koortsstuipen zijn “complex” als ze (1) langer dan 15 minuten aanhouden, (2) partieel zijn, (3) binnen 24 uur en/of vaak terugkomen. Koortsstuipen na het 6de jaar worden aangeduid als FS+ (febrile seizures plus). Bij complexe koortsstuipen en FS+ is het risico op het ontstaan van epilepsie groter dan bij andere koortsstuipen. Koortsstuipen komen voor bij 2-5% van de kinderen (Steering Committee , 2008).

Koortsstuipen hebben op zichzelf geen gevolgen voor de cognitieve ontwikkeling. Bij koortsstuipen van jonge kinderen die lang aanhouden (> 30 minuten) moet rekening worden gehouden met tekorten in taken die beroep doen op herkenning van eerder waargenomen voorstellingen zoals afbeeldingen van gezichten. Dit is aangetoond tot een jaar na de koortsstuipen. De betekenis van deze bevinding voor het latere functioneren is nog onbekend. Onzeker is of het tekort het gevolg is van de koortsstuipen zelf dan wel van de aandoening die oorzaak is van de ongewoon lang aanhoudende stuipen (Martinos et al. 2012)