Psychosociaal functioneren

  • Zeer premature pasgeborenen zijn geheel afhankelijk van medisch-technische hulp. In de NICU's waren vroeger contact en interactie van de ouders met de pasgeborene minimaal, met schadelijke gevolgen voor de hechting en voor de psychosociale ontwikkeling van het kind. Ouders met onvoldoende contact met de pasgeborene en veelal ook met gevoelens van tekortschieten en onvermogen ten opzichte van de pasgeborene gaan na de NICU periode gespannen en onzeker met het kind om (Melnyk et al., 2006). In de NICU’s wordt tegenwoordig het mogelijke gedaan om deze ongewenste ontwikkelingen te ondervangen (zie paragraaf Begeleiding).
  • Te vroeg geboren jonge schoolkinderen lopen, mogelijk door hun motorische onhandigheid, meer risico dan à terme geboren leeftijdgenootjes om slachtoffer te worden van pesterij en om ook in andere situaties de slachtofferrol aan te nemen (Nadeau et al., 2004).
  • ZLG-adolescenten zijn verhoudingsgewijze verlegen, teruggetrokken en op de achtergrond; in vergelijking met leeftijdgenoten nemen ze niet veel initiatief en neigen ze meer tot gepieker (“anxiety”) (Saigal & Doyle, 2008; Schmidt et al., 2008).

Psychosociale vooruitzichten
Afhankelijk van de mate van vroeggeboorte hebben jong volwassen mannen en vrouwen gemiddeld een minder hoge opleiding, een minder hoog inkomen, minder vaak een levenspartner en minder vaak kinderen. De percentages werkloosheid en sociale onaangepastheid zijn evenwel niet hoger (Moster et al., 2008).

Kwaliteit van leven
Ouders vinden de kwaliteit van leven van zeer prematuur geboren schoolkinderen en tieners door hun geringere motorische vaardigheid, hun zwakkere presteren op school en hun afwijkende gedrag minder dan van à terme geborenen. De kinderen zelf ervaren nauwelijks verschil met leeftijdgenoten. Jong volwassenen die te vroeg zijn geboren beoordelen hun levenskwaliteit niet anders dan op tijd geborenen (Hack et al., 2007; Dinesen & Greisen, 2001).