Cognitief functioneren

Algemene intelligentie
Kinderen met absence epilepsie hebben groepsgewijze vaak een wat lager intelligentiequotiënt (IQ) dan gezonde leeftijdgenoten die ter controle worden onderzocht. Het verschil betreft het totale IQ (TIQ) en de beide componenten verbaal IQ (VIQ) en performaal IQ (PIQ). Ter illustratie: het totale IQ van 16 rechtshandige kinderen, die sinds zij medicatie gebruikten geen of weinig absences hadden, varieerde van 71 tot 120, mediaan 91; van de controlegroep varieerde het totale IQ van 91-119, mediaan 103 (Pavone et al., 2001). In een ander onderzoek bedroeg het totale IQ van 69 kinderen met absence epilepsie gemiddeld 100 en van de controlegroep 111 (Caplan et al., 2008). Maar direct na diagnose (voor instelling op anti-epileptica) en een jaar later verschilden een kleine groep kinderen met absence epilepsie niet van klasgenootjes (IQ’s 99 en 101) (Schouten & Oostrom, 2001). Deze groep was medicamenteus goed behandelbaar. Dagelijks grote aantallen absences kunnen kinderen belemmeren in waarnemen en handelen.

Andere cognitieve functies
Kinderen met absences scoren in verschillende domeinen gemiddeld net wat lager dan controlekinderen: volhouden van aandacht, inprenten en onthouden van woorden, opsommen van woorden die behoren tot bepaalde betekenisvelden(bijvoorbeeld: groente of vervoermiddel) of van woorden die beginnen met bepaalde letters lukken bij kinderen met absence epilepsie gemiddeld wat minder dan bij normale leeftijdsgenootjes (Henkin et al. 2005). Een lichte achterstand in cognitief functioneren bestaat al kort nadat de absences zijn gediagnosticeerd; ze lijkt een verschijnsel te zijn van de aandoening, die ook de absences veroorzaakt (Bhise et al., 2009; Mandelbaum et al., 2009). Maar bij herhaling van het onderzoek blijken telkens andere kinderen de lagere scores te behalen. Het iets mindere presteren zou dus ook nog een uiting kunnen zijn van onzekerheid of andere niet-biologische invloeden (Oostrom et al., 2005). Daar staat weer tegenover dat veel brusjes van kinderen met absence epilepsie ook ietwat lager scoren dan de groep waarop de tests genormeerd werden. Dit verschijnsel verklaart men wel uit gemeenschappelijke genetische invloeden, maar het is even goed mogelijk dat ook hier niet-biologische factoren belangrijker zijn.

Schoolloopbaan
De meeste kinderen met absence epilepsie volgen gewoon basis onderwijs. Maar de percentages kinderen die een groep doubleren en/of extra onderwijskundige ondersteuning nodig hebben zijn groter dan de landelijke percentages (Oostrom et al., 2002; Wirrell et al, 1997).