Cognitie en gedrag

Intelligentie
Kinderen met medicamenteus goed behandelbare temporale epilepsie hebben in de regel een normale intelligentie, althans de eerste jaren na diagnose (Oostrom et al., 2003). Wanneer het goed blijft gaan met de aanvallen blijft de intelligentie op peil.
Van de kinderen met medicamenteus niet behandelbare temporale epilepsie die in aanmerking komen voor epilepsiechirurgie heeft bijna de helft een zwakke intelligentie (IQ < 80) of een verstandelijke beperking (IQ < 70), die voor zover tot nu toe bekend bij 10–15% van de kinderen matig tot zeer ernstig is (IQ < 50) (De Koning et al., 2009).
Waardoor een plaatselijke afwijking in een deel van een temporale kwab bij kinderen zo grote gevolgen heeft voor de intelligentie is onduidelijk. De aard van de afwijking en in welke hersenhelft de epilepsie ontstaat, lijken niet bepalend. Aannemelijk is dat de leeftijd bij ontstaan van de aanvallen een rol speelt; klaarblijkelijk zijn de epileptische aanvallen voor de ontwikkeling van de hersenschors van jonge kinderen ongunstig (Cormack et al., 2007). Op volwassen leeftijd ontstane temporale epilepsie verstoort veeleer het geheugen dan de intelligentie.

Leren en Geheugen
Heel verschillende dingen – zoals woorden, verhalen, wegen, plattegronden, muziek en emoties – worden geleerd, onthouden en vaak ook vergeten. Bij dat alles zijn de temporale hersengebieden betrokken. Het volgende is bekend over leren en geheugen van kinderen met temporale epilepsie.

  • Jonge kinderen met temporale epilepsie leren en onthouden lijsten woorden in het algemeen niet minder goed dan gezonde leeftijdgenootjes (ENCYCL-Geheugen). Maar in de tweede helft van de schoolleeftijd verbetert hun leer- en geheugencapaciteit wat minder dan van de gezonde kinderen, vermoedelijk doordat de kinderen hun hele handelen, met inbegrip van kennisverwerving, minder goed organiseren. Jongeren met temporale epilepsie komen eerder aan op het omslagpunt van steeds beter naar geleidelijk minder goed leren en onthouden (adolescenten met temporale epilepsie een vijftal jaren eerder dan gezonde personen) (Helmstaedter & Elger, 2009). Een focus in de linker temporale kwab is na de kinderjaren voor het leren van taalmateriaal ongunstiger dan een focus in de rechter temporale kwab. Hippocampussclerose is door alle leeftijden heen een negatieve factor voor leren en onthouden, doordat de geheugen”sporen” minder sterk zijn. (Helmstaedter & Elger, 2009). Over leren en onthouden van informatie die niet in taal is vervat is minder bekend dan over talige informatie.
  • Verhalen met een emotionele lading worden in het algemeen beter opgenomen en onthouden dan neutrale. Kinderen met vroeg ontstane moeilijk behandelbare temporale epilepsie ondervinden mogelijk deze invloed van emotie op onthouden niet of veel minder (Jambaqué et al., 2009).
  • Kinderen met al op heel jonge leeftijd epilepsie vanuit mesotemporale structuren lijken vier van vijf basisemoties minder goed te herkennen van gelaatsuitdrukkingen dan gezonde leeftijdgenootjes. Alleen blijheid lijken ze normaal af te lezen, maar bij verdriet, vrees, walging en boosheid maken ze meer fouten (Golouboff et al., 2008).

Taal
Kinderen met goed behandelbare temporale epilepsie hebben in de regel een normaal ontwikkelde taalfunctie. De meerderheid van de kinderen met moeilijk behandelbare epilepsie hebben een achterstand in de ontwikkeling van woordenschat en grammatica. Deze past meestal bij de algehele stoornis van het cognitieve functioneren. Verschijnselen van afasie hebben de kinderen niet (De Koning et al., 2009).

Andere cognitieve functies

  • Ooit werd een jongen beschreven die op de leeftijd van 7 jaar in een fase van ernstige aanvallen vanuit de temporale gebieden van de rechterhersenhelft traag en zonder enige intonatie sprak terwijl woordkeuze en vervoeging en verbuiging van wat hij zei in orde waren. De aprosodie verdween toen de aanvallen verbeterden. Later ontstond de indruk dat kinderen met moeilijk behandelbare temporale epilepsie langzamer ontwikkelen dan gezonde kinderen in het begrijpen van emoties die worden overgebracht door gebaren of door de stem (Cohen et al., 1990). Over de mate van voorkomen van deze ontwikkelingsachterstand, en over de aard en de ernst ervan is nog lang geen uitsluitsel. In de paragraaf over leren en geheugen werd het tekort in de herkenning van gelaatsuitdrukkingen beschreven in termen van geheugen (voor emoties). Anderen zien de kern van het probleem als een emotietekort. Dit komt tot uiting in het doen en laten van de kinderen maar ook in hun waarnemen en begrijpen van gedrag van anderen. Het kan gelaatsuitdrukkingen en/of stemmodulatie treffen. Bij kinderen met goed behandelbare temporale epilepsie namen wij deze problemen niet waar. Het tekort zou zich niet beperken tot kinderen met een epilepsiefocus in de rechter temporale gebieden, maar bij hen wel duidelijker zijn dan bij kinderen met een linkszijdig focus.
  • Kinderen met temporale epilepsie hebben moeite met natekenen van complexe figuren. Links- of rechtstemporaal focus maakt geen verschil voor de kwaliteit van het construeren (Schouten et al., 2009).
  • Over het executief functioneren valt nog niet meer te zeggen dan dat kinderen met moeilijk behandelbare temporale epilepsie hun handelen minder goed organiseren (zie boven) (Rzezak et al., 2009; Jennekens-Schinkel & Jennekens, 2008) (ENCYCL-Executief functioneren).

Gedrag
Kinderen met goed behandelbare temporale epilepsie hebben niet meer gedragsproblemen dan andere kinderen van dezelfde leeftijd, tenzij er spanningsbronnen zijn in de opvoeding (ouders kunnen bijvoorbeeld hun kind met epilepsie overmatig beschermen) of in de gezinsomstandigheden. Bij kinderen met moeilijk behandelbare epilepsie kunnen gedragsproblemen samenhangen met onvoldoende herkennen van sociale signalen, zoals stembuigingen of gelaatsuitdrukkingen (Golouboff et al., 2008). Maar ze kunnen ook voortkomen uit de aard van de aandoening waar ook de epilepsie een gevolg van is of uit gebruik van bepaalde combinaties van anti-epileptica.
In uitzonderlijke gevallen kunnen psychiatrische gedragsstoornissen voorkomen, zoals paniekaanvallen en perioden van psychose met hallucinaties (“horen van stemmen” of “zien van beangstigende beelden”). Kinderen met een mentale beperking kunnen hyperactief of autistisch zijn.