Titel | Body |
---|---|
idiopathisch | van onbekende oorzaak; sommige tot voor kort idiopathisch genoemde ziekten blijken een genetische oorzaak te hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor een aantal epilepsie-syndromen |
immatuur | te vroeg geboren, zwangerschapsduur <196 dagen |
immunocompetentie | het vermogen antistoffen te produceren tegen een stof die als lichaamsvreemd wordt beschouwd (een antigeen) |
immuunglobulinen | Antistoffen die bestaan uit een glycoproteïne. Men onderscheidt 5 klassen van immuunglobulinen: G, A, M, D, E. |
incidentie | de mate van voorkomen. Nauwkeuriger: aantal nieuwe gevallen van een ziekte of verschijnsel per aantal mensen gedurende een bepaalde periode; veelal uitgedrukt per jaar. |
incontinentie | onvermogen urine of feces op te houden |
infantiel | kinderlijk |
infarcering | vorming van een infarct |
infarct | plaatselijk weefselversterf door tekort aan bloed wegens vernauwing of afsluiting van (meestal) een aanvoerend bloedvat (arterie). Het tekort wordt niet gecompenseerd door meerdere bloedtoevoer via andere nabije aanvoerende bloedvaten (collaterale circulatie). |
infiltreren | Zie infiltrerend |
infiltrerend | groei van kwaadaardige tumoren: waarbij cellen tussen en in aangrenzende weefsels en organen dringen |
innervatie | deze term wordt onder andere gebruikt voor de communicatie van zenuw met spier, van de beïnvloeding door zenuw van de hartactie of van de maagdarm bewegingen en van het functioneren van andere organen in het lichaam. |
intelligentie | verstandelijke begaafdheid |
intelligentiequotiënt | maat van de intelligentie waarvan het bevolkingsgemiddelde 100 is |
intoxicatie | vergiftiging |
intra-uterien | in de baarmoeder |
intracellulair | in het inwendige van cellen |
intracranieel | in de schedel |
intraventriculair | in de ventrikels |
ion | een electrisch geladen deeltje; een atoom met teveel of te weinig electronen |
ionkanaal | porie in transmembraan eiwitten (door celmembraan) die passage van ionen mogelijk maakt tussen het uitwendige en het inwendige van een cel |
IQ | intelligentiequotiënt (IQ): maat van de intelligentie waarvan het bevolkingsgemiddelde 100 is |
IQ-schaal | test van de verstandelijke begaafdheid |
iris | regenboogvlies rond de pupil |
ischemie | tekort aan bloed in het weefsel door belemmerde aanvoer |
IUGR | intra-uteriene groeiretardatie, achterblijven van de grootte van de foetus bij de te verwachten grootte |