" (1) | A (61) | B (8) | C (50) | D (43) | E (27) | F (24) | G (19) | H (36) | I (26) | J (1) | K (10) | L (15) | M (57) | N (26) | O (21) | P (70) | Q (2) | R (15) | S (64) | T (33) | U (2) | V (28) | W (7) | X (1) | Z (9)
Titel Body
idiopathisch

van onbekende oorzaak; sommige tot voor kort idiopathisch genoemde ziekten blijken een genetische oorzaak te hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor een aantal epilepsie-syndromen

immatuur

te vroeg geboren, zwangerschapsduur <196 dagen

immunocompetentie

het vermogen antistoffen te produceren tegen een stof die als lichaamsvreemd wordt beschouwd (een antigeen)

immuunglobulinen

Antistoffen die bestaan uit een glycoproteïne. Men onderscheidt 5 klassen van immuunglobulinen: G, A, M, D, E.

incidentie

de mate van voorkomen. Nauwkeuriger: aantal nieuwe gevallen van een ziekte of verschijnsel per aantal mensen gedurende een bepaalde periode; veelal uitgedrukt per jaar.

incontinentie

onvermogen urine of feces op te houden

infantiel

kinderlijk

infarcering

vorming van een infarct

infarct

plaatselijk weefselversterf door tekort aan bloed wegens vernauwing of afsluiting van (meestal) een aanvoerend bloedvat (arterie). Het tekort wordt niet gecompenseerd door meerdere bloedtoevoer via andere nabije aanvoerende bloedvaten (collaterale circulatie).

infiltreren

Zie infiltrerend

infiltrerend

groei van kwaadaardige tumoren: waarbij cellen tussen en in aangrenzende weefsels en organen dringen

innervatie

deze term wordt onder andere gebruikt voor de communicatie van zenuw met spier, van de beïnvloeding door zenuw van de hartactie of van de maagdarm bewegingen en van het functioneren van andere organen in het lichaam.

intelligentie

verstandelijke begaafdheid

intelligentiequotiënt

maat van de intelligentie waarvan het bevolkingsgemiddelde 100 is

intoxicatie

vergiftiging

intra-uterien

in de baarmoeder

intracellulair

in het inwendige van cellen

intracranieel

in de schedel

intraventriculair

in de ventrikels

ion

een electrisch geladen deeltje; een atoom met teveel of te weinig electronen

ionkanaal

porie in transmembraan eiwitten (door celmembraan) die passage van ionen mogelijk maakt tussen het uitwendige en het inwendige van een cel

IQ

intelligentiequotiënt (IQ): maat van de intelligentie waarvan het bevolkingsgemiddelde 100 is

IQ-schaal

test van de verstandelijke begaafdheid

iris

regenboogvlies rond de pupil

ischemie

tekort aan bloed in het weefsel door belemmerde aanvoer

IUGR

intra-uteriene groeiretardatie, achterblijven van de grootte van de foetus bij de te verwachten grootte