Cognitief functioneren

Mentale ontwikkeling en algemene intelligentie

  1. In de eerste levensjaren zijn de kinderen zo in beslag genomen door medische stoornissen en behandelingen dat ontwikkelingsachterstand meer regel dan uitzondering is. Een enigszins betrouwbaar beeld van de cognitieve mogelijkheden en beperkingen van de kinderen ontstaat pas later.
  2. “De” intelligentie van “het” kind of “de” jongere met SB zegt weinig. Kinderen en jongvolwassenen met een hoge SB (boven L 1) hebben, gemiddeld, een intelligentiequotiënt (IQ) van bijna 80 (op de grens tussen moeilijk lerend en laag normaal). Kinderen met een lage SB functioneren als groep op laag normaal intelligentieniveau (IQ tussen 80 en 89). (Fletcher et al., 2005).
  3. Het verbale IQ is gemiddeld iets hoger dan het performale IQ, maar de klinische betekenis van het verschil van enkele punten is omstreden.
  4. Tijdens de ontwikkeling kan het IQ – soms aanzienlijk – fluctueren. Uiteindelijk neemt het IQ toe noch af. Achteruitgang van de intelligentie komt wel voor bij kinderen die tevens epilepsie hebben (zie Ziektebeschrijving Epilepsie ).

Andere cognitieve functies

In verschillende cognitieve functiedomeinen zijn bij kinderen met MMK tekorten aangetoond (Jennekens-Schinkel en Jennekens, 2008):

  1. Ruimtelijk (visuospatieel) functioneren en geheugen voor ruimtekenmerken. Kinderen met MMK moeten langer oefenen om de weg of een route te leren dan vergelijkbare gezonde leeftijdgenootjes. Het lukt de kinderen met MMK beter als ze zich onderweg kunnen oriënteren aan “bakens” (concrete voorwerpen bijvoorbeeld).
  2. Leren van motorische handelingen. De beweging aanpassen aan het doel, zoals bij reiken naar voorwerpen, is motorisch aanvankelijk lastiger voor kinderen met MMK dan voor gezonde leeftijdgenootjes.
  3. Leren van lijsten woorden, verhalen. Van mondeling aangeboden lijsten woorden reproduceren kinderen met MMK vaker dan anderen de laatst aangeboden woorden. Ook wanneer zo’n lijst enkele malen opnieuw wordt aangeboden blijven ze hangen in het laatste deel van de lijst (“recentheidseffect”) en komen ze tot minder goed leerresultaat dan normaal ontwikkelende leeftijdgenoten (ENCYCL-Geheugen).
  4. Aan de kinderen voorgelezen of vertelde verhalen (denk ook aan nieuwsberichten) vertellen kinderen met MMK in net zoveel woorden na als anderen, maar ze brengen de kern van de verhalen minder of niet over.
  5. Taalontwikkeling. Taalbegrip en taalproductie ontwikkelen in peuter- en kleuterjaren langzamer dan bij vergelijkbare gezonde kinderen. Later zijn beide aspecten van de taalfunctie, zoals vastgesteld wordt in bijvoorbeeld woordenschat, vervoeging, verbuiging en zinsbouw, opvallend goed (ENCYCL-Taalverwerving en ENCYCL-Vertraagde taalverwerving).
  6. Communicatie. Kinderen met MMK komen niet, omslachtig (met te weinig informatieve woorden op het totale aantal gebruikte woorden) of alleen met hulp van de luisteraar tot de kern van hun boodschap. Ook bij het luisteren vatten ze vaak de grote lijn van oorzaak en gevolg niet, geven ze aandacht aan zaken van ondergeschikt belang en missen ze de strekking van een verhaal.(ENCYCL-Taalpragmatiek) Dit zogeheten “cocktail party verschijnsel” hangt samen met een tekort dat zich niet tot de taal beperkt.
  7. Opmerken, aandacht richten en aandacht loslaten. Kinderen met MMK merken nieuwe zaken in hun omgeving laat op en maken hun aandacht ook weer laat los van die zaken.
  8. Volhouden van aandacht. Kinderen met MMK houden hun aandacht niet anders dan normaal ontwikkelende leeftijdgenoten bij hun werk (Rose & Holmbeck, 2007).
  9. Ontwikkelen van strategieën voor oplossen van problemen. Jongeren met MMK zijn minder efficiënt in het oplossen van problemen dan gezonde leeftijdgenoten, ook als rekening gehouden wordt met gemiddeld lagere intelligentie van de jongeren met MMK (Rose & Holmbeck, 2007).(ENCYCL-Intelligentiestoornissen)
  10. Tempo. Kinderen met MMK zijn trager dan gezonde leeftijdgenoten, zoals blijkt uit de verwerkingssnelheid van aangeboden informatie, maar ook uit bijvoorbeeld spreek- en schrijfsnelheid.
  11. Ongeveer 57% van een groep 10- tot 18-jarigen voldeed aan de kenmerken van 'non-verbale leerstoornis' (ENCYCL-NLD, non verbal learning disorder). De tekorten betreffen vooral non-verbale informatieverwerking en motorisch handelen (Ris et al., 2007).

Schoolvaardigheden

Slechte rekenvaardigheid komt bij kinderen met MMK vier tot vijf maal meer dan normaal voor. Het tekort berust ten dele op traagheid en ten dele op het gebruik van onrijpe strategieën voor het oplossen van rekenproblemen; de kinderen blijven gebruik maken van concrete hulpmiddelen (zoals tellen met behulp van de vingers) wanneer leeftijdgenoten al lang uit het hoofd rekenen. Rekenen wordt geen automatisme (Barnes et al., 2006). Rekenzwakte gaat bij MMK wel vaak samen met normaal technisch lezen maar tekstbegrip is vaak ook onvoldoende (zie vorige paragraaf, punt 4).